Tips & trucs voor reisfotografie: welke basis-instellingen gebruik ik?

02 augustus 2016

Dit is deel 2 in de serie waarin ik meer vertel over hoe ik met mijn camera werk. Het blijft natuurlijk iets heel persoonlijks. Hoe je je camera het liefste bedient, dat is echt ieder voor zich. Zoals je misschien wel weet, fotografeer ik met een Nikon D810. Daar zitten veel opties op. Opties die misschien in zijn geheel niet op jouw camera zitten, op een andere plaats op de camera te vinden zijn of zelfs een andere naam hebben. Toch zullen verreweg de meeste van onderstaande keuze mogelijkheden ook te vinden zijn op jouw camera. Mocht je ze niet kunnen vinden, kijk dan voor de zekerheid even in je gebruikshandleiding. Vandaag vertel ik je hoe ik werk met de basis instellingen op mijn camera!

1. Kwaliteit. Deze staat bij mij altijd op de hoogste kwaliteit en dat is RAW. Ik kan op mijn Nikon ook kiezen voor een kleiner formaat RAW, wat veel geheugen scheelt, maar dat doe ik bewust niet. Geen JPEG dus maar full-size RAW.

2. Witbalans. Deze staat bijna altijd op zonnig. Zonnig geeft een iets meer gele foto en voegt vaak iets meer sfeer toe aan de foto. Soms, wanneer er van zichzelf al veel geel in de foto zit, dan kies ik voor bewolkt. Dan krijgt de foto een iets meer blauwe tint mee. Dat scheelt weer tijd in de nabewerking. Fotografeer ik binnen? Dan wil ik nog wel eens kiezen voor de TL-balk, wat buitenlicht moet simuleren.

 3. ISO-waarde. Altijd zo laag mogelijk, in mijn geval op 64. Hoger wanneer nodig. In het artikel over ISO-waarde en reisfotografie lees je meer.

 4. Lichtmeting. Hele scherm. Soms kies ik voor een specifiekere lichtmeting, maar alleen wanneer het gaat om bijvoorbeeld een klein licht onderwerp in een grote donkere massa.

 5. Voorkeuze stand. Bijna altijd manueel. Soms, wanneer ik extra snel moet zijn, bijvoorbeeld op markten, kies ik voor de A-stand, wat staat voor Aperture, of diafragma. Ik verkies diafragma meestal boven sluitertijd omdat er meer situaties zullen zijn op een markt waarbij ik een persoon of object er uit wil lichten (en dus kies voor een hoog diafragma, laag getal, bijvoorbeeld f2.8) dan dat ik iets wil “bevriezen” of vertragen.

 6. Focus stand. Dit hangt af van het onderwerp. Gaat het om een landschap, dan kies ik voor 54 scherpstelpunten. Fotografeer ik een persoon of een vogel, dan kies ik meestal voor 1 scherpstelpunt. Ik kies vrijwel nooit voor vier scherpstelpunten in een ruit omdat mijn ervaring is dat de camera dan soms het verkeerde punt pakt. Bijvoorbeeld scherp stelt op een vleugel in plaats van een oog.

 7. Camera stand. Bijna altijd op Ch, wat staat voor Continuous high. Hiermee kun je altijd op hoge snelheid schieten. Ben ik dieren aan het fotograferen of loop ik rond in een stille tempel, dan kies ik voor de optie Qc, wat staat voor Quiet continuous. Deze stand maakt beduidend minder geluid dan de normale stand.

Dat zijn zo'n beetje de basis instellingen en hoe ik ze gebruik op mijn camera. Vertel! Voor welke instellingen kies jij op jouw camera?